Quantcast
Channel: Scheepswerf De Vlijt
Viewing all 67 articles
Browse latest View live

“Noordewind”, 1936

$
0
0

De Noordewind
De wind waait hoog en kent de mensen niet.
Hoog wil ik stijgen met de Noordewind,

Zo luiden de eerste twee versregels van dit gedicht dat Frederik van Eeden omstreeks 1900 schreef. De enthousiaste zeiler Zeno W.M. Deurvorst gebruikte de titel van het gedicht als naam voor de drie zeiljachten die hij tussen 1936 en 1940 bij De Vries in Aalsmeer liet bouwen.

De eerste, 1936


De Noordewind

Dit  zeiljacht was een IJselmeerkruiser, ontworpen door H.W. de Voogt, tekening nr. 868,  met een lengte van 7.50 meter. Het voerde een gaffeltuig van 24 m², terwijl alle andere IJselmeerkruisers een torentuig hadden.  Oorspronkelijk was de prijs ƒ 1500, maar door extra werk werd de prijs uiteindelijk ƒ 1995,89

Het schip was gemaakt van mahoniehout en de romp was van het rondspant type. Het jacht kreeg een ingebouwde benzinemotor, een 1 cilinder Albin die 4½ pk leverde. In november 1935 werd op de werf met de bouw begonnen. De mast en het rondhout werden door Klaas Moenis en Henk de Wit gemaakt. Moenis, de ervaren timmerman, verdiende ƒ 0,55 en de jonge De Wit ƒ 0,06 per uur. Het schip werd uitgerust met ‘electrisch licht’. Opdrachtgever Deurvorst had er geen bezwaar tegen dat ‘De Noordewind’ op de Hiswa van 1936 zou worden getoond.

HISWA 1936
Op 18 maart 1936 leverde de firma Eduard & Co twee maal de koper-verchroomde letters ‘De Noordewind’, in totaal werd hiervoor ƒ4,12 gerekend. Eind april werd de Noordewind op de Oosteinderweg  voor de scheepswerf op een kar geplaatst en over de weg naar de Apollo Hal in Amsterdam gereden. De Waterkampioen publiceerde enkele foto’s van het zeiljacht op de tentoonstelling. Na afloop kwam het schip weer terug op de werf, daar werd eerst proefgezeild en met de motor gevaren. Verschillende werkzaamheden maakten het nodig dat de Noordewind op de helling werd gehaald. De waterlijn werd opnieuw geschilderd en diverse onderdelen werden bijgelakt zodat het schip half mei 1936 als nieuw weer te water werd gelaten. Daarna volgde de aflevering, samen met een volgbootje.

‘De Noordewind’ op de Hiswa, 1936, foto uit de Waterkampioen

Deelnemerskaart Hiswa voor H.S. de Vries

Slot
Korte tijd later bestelde de heer Deurvorst een groter zeiljacht bij ‘De Vlijt’ dat ook weer de naam ‘Noordewind’ zou krijgen, zie het hoofdstuk over dit tweede schip op deze website. Hoe het verder met de gaffelgetuigde eerste ‘Noordewind’ is gegaan, is niet bekend. Dankzij mevrouw L. Deurvorst konden enkele foto’s uit haar archief bij dit artikel worden geplaatst.

Aan boord van ‘De Noordewind’ omstreeks 1936

 ’De Noordewind’

 


Bouw een Aalsmeerse Praam, 6 juli 2012

$
0
0

Bouw een Praam!
Er is al veel vertoond op het gebied van bouwdozen, maar een bouwdoos van een Aalsmeerse praam? Kinderen van groep 7 kunnen dat in elkaar zetten? Lengte ruim 3 meter en geschikt om echt te varen?

“Bouwdoos”,  maak zelf je Aalsmeerse praam van 3 meter…

Het leek onwaarschijnlijk, maar toch werden op 6 juli op het surfeiland aan de rand van de Westeinderplas tien van deze pramen gebouwd.

Tom Otto
Hij is zowel van vaders- als van moederskant een afstammeling van Aalsmeerse scheepsbouwers, waaronder C.J.W. Han de Vries (1868-1947). Op de scheepswerf van Tom’s vader Walter en grootvader Theo Otto werd in 2001 een originele eikenhouten praam gebouwd.

Op scheepswerf Th. Otto, links Walter en rechts zijn vader Theo Otto, mei 2001

Zomer 2001, de praam is klaar

Het traditionele model was mede gebaseerd op de oude maat gegevens van Han de Vries uit 1910. De opdrachtgever was De Vries Scheepsbouw en in september van dat jaar deed de splinternieuwe praam al mee met de Aalsmeerse Pramenrace. Precies 10 jaar later ontstond het idee om deze praam in aluminium te bouwen.

Zomer 2010, Tom doet zijn metingen

Met de modernste technieken maakte Tom 2D en 3D opmetingen van de houten praam om in tekeningen de originele vorm zo goed mogelijk weer te geven.

 Tom Otto en zijn vriendin in de Aalsmeerse (mini) Praam

Juweeltjes
Alleen al deze tekeningen zijn juweeltjes om te zien! Aan de hand hiervan konden uit de aluminium platen de vormen precies worden uitgesneden en zo ontstond in juni 2012 uit het traditionele model een nieuwe, aluminium Aalsmeerse praam!

Jonge scheepsbouwers
Kort daarna werd gezocht naar een project om kinderen van groep 7 met techniek te laten kennismaken. Hoe het precies is gegaan weet niemand meer, maar binnen enkele dagen was het plan rond. We bouwen met meer dan 100 kinderen tien pramen van hout, elk met een lengte van ongeveer 3 meter! De tekeningen van Tom Otto vormden het uitgangspunt en Tom de Vries, directeur van Koninklijke De Vries Scheepsbouw, zorgde ervoor dat de alle plannen zonderen haperen konden worden uitgevoerd.

Tom de Vries

Precies op tijd arriveerden de tien bouwpakketten op de oever van de Westeinderplas en konden de jonge ‘scheepsbouwers’ beginnen. Iedereen werd steeds enthousiaster toen de pramen in korte tijd vorm kregen. Dat enthousiasme werd nog groter toen na de officiële doop door Tom de Vries de pramen te water werden gelaten en direct daarna de proefvaarten volgden.

C.J.W. (Han) de Vries, ca 1930

Op één dag werd Aalsmeer tien traditionele, houten praampjes rijker

September 2001, familieleden De Vries bij en in de praam

Schietbootje, ca 1910

$
0
0

Boten in Aalsmeer
Hoeveel soorten bootjes en boten werden vroeger door de tuinders in en rond Aalsmeer gebruikt? Het zijn er heel veel geweest, om er een paar te noemen: praam, bok, grundel, punter, roeiboot, en dan is het lijstje nog niet compleet. Er ontbreekt in ieder geval één licht en klein roeibootje aan, namelijk de schietboot.

Tekening van Jan Lunenburg, november 1985 van de schietboot van Pauw Maarse, gebouwd omstreeks 1920 door Hogervorst in Aalsmeer

Jan Lunenburg was een kenner van oud Aalsmeer, vooral op het gebied van molens en boten. In december 1985 schreef hij in “Oud Nuus” (het blad van de stichting Oud Aalsmeer) een uitgebreid artikel over het schietbootje. Ook op de werf van C.J.W. de Vries aan de Helling in Aalsmeer werden omstreeks 1910 verschillende bootjes van dit type gemaakt.

Is dit het schietbootje van Pauw Maarse?

Aan de Uiterweg, op de Historische Tuin in Aalsmeer liggen nog een paar zeer oude exemplaren, maar er is ook een gaaf voorbeeld in het water te zien. De maker daarvan was scheepmaker Paul Hogervorst, wiens vader ooit op de werf van ‘Han’ de Vries het vak had geleerd.

 Schietbootje op de Historische Tuin, Aalsmeer, augustus 2012

Gegevens
Het waren  lichte eenmans-roeibootjes, gemaakt van vurenhout met kurfjes (spantjes) van eiken, ook de kleine spiegel was van eikenhout. Onder de bodem waren twee balkjes getimmerd met daarop ijzeren schinkels. De lengte een schietboot was ongeveer 3 meter en de breedte 1.10 m. De roeier zat op de droge bun met luchtgaatjes waarin de lokeenden werden vervoerd. De roeipennen op de schietbootjes waren ver naar achteren geplaatst, de riemen staken elkaar voorbij, wat betekende dat het moeilijk roeien was. In de winter kon men de schietboot tamelijk eenvoudig door de wakken en dankzij de schinkels ook over het ijs manoeuvreren. Zelf heb ik bemerkt dat je een geoefend roeier moet zijn om met het lichte en onstabiele bootje te varen.

Huib de Vries aan boord van de schietboot op de Historische Tuin. Voorzichtig bewegen! Bij zijn handen bevinden zich de roeipennen.

Bij harde wind en hoge golfslag was de schietboot niet te gebruiken, maar dat was voor de jagers (of stropers) bij de Westeinderplassen ook niet van belang. In de kleine slootjes en poeltjes van het Westend zetten ze hun lokeenden uit en wachtten ze op hun prooi.

Schietbootje voor P. Maarse
“Vlak lang 3,13 breed voor kop 12,  1e kurf 81  van voor hart  50 van voor  29  100 van voor 38,  150 van voor 40, 200 van voor 38, 250 van voor 29½.
Achter 11    Alle achterste maten vanuit de Middenlijn,  bun in de midden 50 wijd,  achterkurf 81 van achter,  sprong 1e kurf 30,  bun 33  achter 27,
voorkop 20 hoog  achter 18 hoog,  gangen voor 16,  midden  28,   achter 15,  boegsel voor 10,  1ste kurf 17,  middenbun 18,  achterkurf 16,  achter 8,
bun hoog  midden 33  zonder dek,  luik 34 wijd,  latje voor kop ¾ de dik.  Prijs  ƒ 28,– “

Alleen de prijs is duidelijk, maar verder lijkt het een soort geheimtaal die C.J.W. (Han) de Vries (1868-1947) in zijn Matenboekje gebruikte. Maar voor hem was dat voldoende om omstreeks 1910 voor de Aalsmeerse kweker P. Maarse een schietbootje te bouwen. Is deze Maarse dezelfde als Pauw Maarse waar Lunenburg over schreef en heeft misschien de oude Hogervorst dit bootje op de scheepswerf van De Vries gebouwd? Het is niet meer te achterhalen. In ieder geval is de schietboot niet in de geschiedenis verdwenen, maar nog altijd in Aalsmeer te zien.


Kaap Hatteras en de ‘Dutch Treat’, 1960

$
0
0

Storm op zee

De “Dutch Treat”, het 14 meter lange, stalen kitsgetuigde zeiljacht dat in 1953 naar een ontwerp van Al Mason bij De Vries in Aalsmeer werd gebouwd, beleefde in 1960 een wonderlijk avontuur. Eigenaar Arnold Moyer, een ervaren zeiler, had zoals gewoonlijk zijn zeilboot laten overwinteren in Florida. In de lente van 1960 zeilde hij met een paar familieleden het jacht weer terug naar New York, maar ter hoogte van de gevaarlijke banken bij Kaap Hatteras kwamen ze in een zware storm terecht.

Cape Hatteras

Uitgeput besloot de bemanning om op dinsdag 3 mei de ‘Dutch Treat’ te verlaten en over te stappen op een olietanker die hulp kwam bieden. Opnieuw hadden de buitenste zandbanken van Kaap Hatteras hun naam als scheepskerkhof van de Atlantic waar gemaakt…

Berging
De gepensioneerde kapitein Morgan ontdekte precies een week later, op dinsdag 10 mei tot zijn verbazing achter de zandbanken in rustig water een compleet zeiljacht. Het bleek de ‘Dutch Treat’ te zijn, het schip was nauwelijks beschadigd! De oude kapitein maakte snel een lijnverbinding en sleepte zijn buit naar een veilige haven. Alle kenners van dit gevaarlijke gebied verbaasden zich erover dat het zeiljacht zelfs veilig langs of over de Diamond Zandbanken was gekomen.

Het stalen casco van de “Dutch Treat” tijdens de bouw, Aalsmeer 1953

Achterschip en cockpit van de “Dutch Treat”, New York 1954  Foto 66203 Morris Rosenfeld

Bergingsloon
Moyer was dolblij dat zijn schip was gered en betaalde het bergingsloon. De geruchten vertellen dat het bedrag bijna net zo hoog was als wat de bouw in Aalsmeer had gekost! Een dochter van Al Mason schreef later dat Moyer had gezegd dat hij bij een volgende gelegenheid in zijn kajuit zou blijven zitten, totdat de storm voorbij zou zijn.
De schade aan de romp van de ‘Dutch Treat’ was minimaal en de kits heeft nog vele jaren zonder problemen gezeild. Nu, in 2012 ligt ze te koop.

“Pavane”, 1954

$
0
0

John R. Lyon

Advertentie uit 1956 met de enig tot nu bekende foto van de ‘Pavane’. De donkerrode zeilen zijn zwart op deze opname 

 John Lyon was vicepresident van Feadship Amerika en speciaal belast met de afdeling zeiljachten. Zelf was hij ook een liefhebber van de zeilsport, want hij liet in 1953 bij De Vries de 45 voet Mason Ketch “Pavane” bouwen voor eigen gebruik. Juist in dat jaar merkten de werven in  dat er meer vraag was naar stalen motorjachten. Mede daarom vond Lyon dat hij voor Feadship overbodig was geworden. In juli 1953 trad hij uit de directie en verbrak hij zijn compagnonschap met de president Charles Donnelly. John Lyon vormde daarna samen met John Barney een makelaarsbedrijf voor zeiljachten. In 1956 adverteerden zij met de “Lyon & Barney Pavane Ketch” in een watersportblad. De bijgaande foto toont de ‘Pavane’ met haar rode zeilen, de begeleidende tekst luidde: ”Now is the time to order this 45’ shoal draft, steel Ketch, for early delivery this summer. A prototype is available for inspection by serious prospects.”
Voor zover nu nog valt na te gaan, is Lyon er niet in geslaagd een concurrent voor Feadship te worden.

45’ Mason Ketch
Het 13.70 meter lange zeiljacht was uitgerust met een stalen midzwaard en kreeg dus de naam “Pavane”. Het was een zusterschip van de “Dutch Treat”, zie over dit jacht het betreffende hoofdstukje op deze website.
De stalen romp werd witgeschilderd met een blauwe waterlijn.

Indelingsplan van de “Pavane”, tekening A, Mason

De opbouw en de inrichting van het dekhuis waren van Moulmain Teak, de hulpmotor was een Chrysler Ace Special van 70 pk. Van de zeilen is het volgende bekend: kitsgetuigd; het grootzeil,  de stagfok en bezaan waren in totaal 80 m²; het stormzeil 10 m², fok II en stormfok samen 36 m², de genua 54 m². De Aap of ‘mizzen staysail’ had een oppervlakte van 29 m². Omdat opdrachtgever John Lyon rode zeilen wilde, werd een extra van 85 dollar berekend.

Donkerrode zeilen. Brief van John Lyon, 7 april 1953

Verscheping
In april 1952 had de scheepswerf een prijsopgave gemaakt, daaruit bleek dat de “Pavane” voor $ 18 000 gebouwd kon worden. De bouw vond plaats gedurende het jaar 1953. Op 8 januari 1954 werd het zeiljacht met het s.s. “Aalsdijk” vanaf de Wilhelminakade in Rotterdam naar New York verscheept.
Hier bestaat nog een kort stukje smalfilm van, verder zijn er geen foto’s in het werfarchief aanwezig. Ton Offerman van Hanoff Aalsmeer haalde daar de volgende afbeeldingen uit.


Joh. de Vries voor de ‘Pavane’ aan dek van de ‘Aalsdijk’, 8 januari 1954

Voor de overtocht werd de “Pavane” op dezelfde “wieg” (verschepingsstoel) geplaatst waarop eerder de “Dutch Treat” naar New York was verscheept. Omdat het zusterschepen waren, kon dit uiteraard zonder problemen

Slot
Er is bijna niets van de geschiedenis van dit zeiljacht bekend dan dat omstreeks 1972 de ‘Pavane’ door een nieuwe eigenaar gekocht werd en na enkele jaren weer werd doorverkocht.

Twee Draken voor de Koninklijke Marine, 1949

$
0
0

Contact
Op 8 December 1948 werd door het Ministerie van Marine een prijsopgave gevraagd voor twee draakjachten voor de Kon. Marine in Indonesië. Ze moesten worden gebouwd  volgens de geldende wedstrijdeisen.

Het hout van de romp moest door middel van impregneermiddelen geschikt voor de tropen worden gemaakt. De bestelling zou nog dezelfde maand geplaatst worden, dus er zat haast achter. Het conflict tussen Indonesië en Nederland bevond zich in de laatste fase, toch wilde men voor de militairen van de Marine in Batavia, of Djakarta, deze Draken bestellen.

Baai van Batavia

Omstreeks 1950 verdween de Nederlandse marine officieel uit Indonesië, ongeveer 900 man bleef daar nog achter als lid van de Nederlandse Militaire Missie. In 1954 zou ook dit contingent worden teruggetrokken. Tot die tijd werden er door de Nederlanders regelmatig wedstrijden gezeild vanuit Tandjong Priok in de Baai van Batavia, later Baai van Djakarta genoemd.

Bestek en prijs
Constructiedelen als kiel, steven, spanten, knieën van eikenhout;
- rompbeplanking van Oregon Pine of Parana Pine, 1”, delen1 à 8 of 10, ‘clear and better’, 2 m³ te bestellen bij N.V. Fijnhouthandel te Amsterdam. Het houtwerk werd tegen rotting geïmpregneerd met   Amerikaanse Savit olie.


                             Omslag brochure van Van Benthem van den Bergh

- dek van vurenhout met zeildoek overtrokken;
- dekranden (potdek), kajuitwanden, cockpitbetimmering van mahoniehout;
- mast en giek van spruce (hol);
- complete tuigage , stagen, vallen, schoten,
- 1 grootzeil, 1 fok, 1 genua, 1 dekkleed vanaf de mast tot achterkant cockpit;
- verchroomde beslagen aan dek met 2 strietzkoppen voor de schoten.
Het geheel eerste klasse afgewerkt, gelakt en geschilderd, voor de prijs van           ƒ 6750, -  per boot.

Bouwgeschiedenis
Op de laatste dag van het jaar 1948 werd de opdracht van het Ministerie in Aalsmeer ontvangen. Als extra voor elke boot werd nog een spinnaker en spinnakerboom besteld, waardoor de prijs per boot met ƒ 250, -  hoger uitviel. Vóór 1 juli 1949 moesten de Draken met bijbehorende meetbrief worden opgeleverd.

Formulier GN 15, in drievoud in te vullen om het nodige ‘oregonpinehout’ te kunnen bestellen

Materialen waren in die tijd nog erg schaars, er moesten heel veel vergunningen worden aangevraagd om bijvoorbeeld het hout te kunnen aanschaffen. Zo werd  op 1 maart 1949 het formulier GN 15 tot aankoop van Gezaagd Naaldhout door de werf in veelvoud verzonden.  

Bouwnummer 463 en 458 wordt 497
Op de scheepswerf kon direct met het werk worden begonnen omdat er nog twee draken in verschillende stadia van de bouw aanwezig waren. Dat was een draak met bouwnummer 463 waarvoor in februari 1944 de kiel was gelegd. De tweede draak, uit 1945, had bouwnummer 458, beide draken werden destijds voor eigen risico op stapel gezet maar niet afgemaakt.
De afbouw van deze twee draken die vanaf januari 1949 onder bouwnummer 497 werd voortgezet, begon op 15 januari 1949 met scheepstimmerman Klaas Moenis. Ook de timmerlieden Jan Kappelhof en Jac. de Vries werkten in het begin aan de bouw. In de week van 2 september 1949 was het werk klaar en maakte Jo van Laar de zeiljachten gereed voor de verscheping. 

Bouwkosten
De firma Van de Neut uit Alphen aan de Rijn leverde de rondhouten voor ƒ 335, -. Eén ijzeren kiel was al op de werf aanwezig, hiervoor werd ƒ 400, – gerekend, de tweede kiel werd voor hetzelfde bedrag bij E. van de Stadt in Zaandam besteld.  De zeilen werden gemaakt bij zeilmakerij S. de Vries voor ƒ 904 per boot, hierbij kwam voor de Genuafok een bedrag per boot van 250, – . Het Centraal Bureau Watersport rekende als meetloon ƒ 173,40

De loonkosten bedroegen ƒ 5534, – en voor het materiaal werd ƒ 7004, – berekend. De kostprijs voor de twee Draken was dus ƒ 12.538, -. De werf ontving voor de twee Draken uiteindelijk ƒ 13.500, -

Djakarta
Tussen 1948 en 1954 zeilden er in ieder geval twaalf wedstrijddraken met Nederlandse eigenaars of bemanningsleden op de Baai van Djakarta. De volgende scheepsnamen zijn terug te vinden: ‘Memento Vivere’, met stuurman Coops; ‘Frieda IV’, stuurman Jan Kok; ‘Astrid’, stuurman Hoog; ‘Karin’, met Bouwman; ‘Piet Hein II’, met Coops en Bode; ‘Dolfijn’, met Elsema en Braakensiek, hierbij werd genoemd als zeilnummer DH 137; ‘Hathy II’, met Bonnes; ‘Goede Wind’, met Kretchmar; ‘Koningin Wilhelmina’, met Feith; ‘Fafnir’, met Bouman; en tenslotte de Draken met de naam ‘Marijke’ en ‘Blijkijkertje’. Jan Kok met de ‘Frieda IV’ won in die jaren veel wedstrijden.

Ansichtkaart uit Djakarta, Sinterklaas arriveert met een onbekende Draak in Tandjong Priok, 1953

Slot
In mei 1952 bleken de twee Marine draken nog in Indonesie te varen want het ministerie bestelde nieuwe zeilen voor de ’Draakjachten RZ 101 en RZ 102′. Van de periode daarna is tot nu toe niets meer bekend.

“De Windharp” 1939

$
0
0

Degelijk
Zo is de vormgeving en de uitvoering van dit mahoniehouten zeiljacht van 11 meter te noemen. In oktober 1938 leverde H.W. de Voogt de bouwtekening af bij een oude klant van hem en van De Vries. Deze klant was een ervaren zeiler die er het liefst alleen op uittrok met zijn schip. Dit nieuwe zeiljacht zou de naam “De Windharp” krijgen, het werd composiet gebouwd, dat wil zeggen dat tussen de gegalvaniseerde stalen spanten steeds twee eikenhouten spanten werden ingebogen. De mahoniehouten romp werd 25 mm dik, het dek was van 25 mm teakhout. De grootste breedte was 2.75 meter, de diepgang 1.60 en de loden kiel had een gewicht van 25oo kg.

Grootspant en detail van de voorsteven, H.W. de Voogt, tekening nr. 965, juli 1938

Aan de wind voerde De Windharp 45 m² zeil, bovendien waren er diverse bijzeilen aan boord. De hulpmotor, een Gray Seascout Four van 16 pk, werd vanuit het vorige jacht van de eigenaar overgezet in dit nieuwe schip.

Bouwgeschiedenis
Scheepstimmerman Jan Kappelhof begon in de werkweek van 4 tot 10 maart 1939 als eerste met de bouw van het zeiljacht dat op scheepswerf ”De Vlijt”  bouwnummer 380 kreeg. Acht maanden later, op  6 oktober, was “De Windharp” klaar en gereed om uit te varen. Maar waarschijnlijk keerde het schip snel terug naar de werf voor de winterberging. De kostprijs was              ƒ 6055, de werf ontving in totaal ƒ 6126,77, dus er werd een ‘winst’ behaald van ƒ 71,77!

Jaap Berghoef
In het jaar 2005 vertelde de oud-scheepsbouwkundige en jachtmakelaar Jaap Berghoef, toen 84 jaar oud, dat hij als stagiaire aan de bouw van de ‘Windharp’ had meegewerkt.

Getuigschrift van Jacob Berghoef

Zijn getuigschrift had hij altijd bewaard, het geeft aan dat hij tot volle tevredenheid van 1 augustus 1938 tot 15 augustus 1939 in de afdeling houtbouw en in de afdeling ijzeren scheepsbouw werkzaam is geweest. Wat hij in die periode verdiende? Het is bijna onmogelijk om het bedrag per uur te bereken, volgens de werfboeken ontving hij bij een werkweek van 37½ uur de somma van twee gulden… Het was niet anders in die jaren en hij had nog altijd goede herinneringen aan zijn jaar op “De Vlijt” en aan “De Windharp”. In de zomer 1939 was hij op de werf samen met andere timmerlieden aan boord bezig met het interieur. Ineens kwam de romp in beweging en iedereen probeerde zich schrap te zetten. De man tegenover hem viel in zijn armen, inclusief de wc-pot die hij aan het monteren was. Niemand mankeerde iets, zelfs de wc was heel gebleven. Later bleek dat een oud wijnvat dat als stophout fungeerde, van zijn plaats was geraakt. Gelukkig ving het houten vat de romp van het omvallende zeiljacht zonder veel schade op.

Slot
Er is veel van ‘De Windharp” bewaard gebleven,  zoals tekeningen, bestekken en rekeningen, maar helaas is er geen foto van het zeilschip meer te vinden. Elk jaar kwam het jacht voor de winterberging naar Aalsmeer, tot 1961 toen daar op “De Vlijt” geen gelegenheid meer voor was.

 

“Kortjakje” in de “Drietand”, 1986

$
0
0

Nostalgie, 40 jaar N.V.V.K.
In het februarinummer 1986 van “De Drietand”, het blad van de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers, werd stilgestaan bij het feit dat deze vereniging 40 jaar bestond. Behalve een uitgebreid interview met baron Van Höevell, werd ook aandacht aan zijn schip “Kortjakje” geschonken.
W.H. (Willem) Fortuin publiceerde een prachtige tekening van de “Kortjakje”, gebaseerd op de originele tekeningen.

 

Bovendien beschreef hij daarbij in het kort wat voor soort zeiljachten omstreeks 1946 het gezicht van de vloot bepaalden. Uit dit artikel is het volgende overgenomen:

Zeilen na 1945

De Drietand in de clubvlag van de Ned, Ver, van Kustzeilers

Schepen, ambachtelijk gebouwd en geconstrueerd in hout of staal, met houten masten en zeilen van Egyptisch katoen, een staand want van gegalvaniseerd staaldraad, met vallen, landvasten en schoten van respectievelijk hennep, manilla en gevlochten katoen. Gezien de moeilijke economische toestand direct na de oorlog en de hoge belastingen van Minister Lieftinck, waren de schepen over het algemeen van een bescheiden maat en eenvoudig ingericht. Meestal was als navigatie-instrument slechts een kompas aan boord, in een houten kistje verpakt of in een koperen ketel met olie verlichting. Voor langere reizen was een Walker-log aanbevolen. Boord-elektronica was een nog onbekend begrip. Het was varen op de gis, met op groot water soms een sextantwaarneming. Een peilradio met draairaam, waarmee ‘in de swing’ werd gepeild was een exclusiviteit. Het zeilen op het IJsselmeer – toen nog zonder de Flevopolders – was voor velen een groots avontuur. Het aanlopen van Waddenhavens als Vlieland en Terschelling, iets, waarover men sprak en wedstrijden op de Noordzee, zoals de “Aanbrengwedstrijd” en de “Harwich­Hook” een belevenis voor de ‘very happy few’. De wedstrijden werden onder de RO.R.C.-rule gevaren; I.O.R en N.K.K. waren nog niet uitgevonden.

De jachthavens, indien aanwezig, waren klein en knus zonder de hedendaagse verworvenheden van elektra, douches en shopping-centre. Men kon er echter toen nog in rond manoeuvreren met de zeilen op, bij gebrek aan een hulpmotor, zonder gevaar voor anderen.

Kortjakje
Tegen dit nostalgisch decor nu tonen wij u het op scheepswerf De Vlijt gebouwde jacht “Kortjakje” van ontwerper en ­eigenaar G.W.W.C. baron van Höevell, die het initiatief nam in 1946 tot oprichting van de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers en tot 1953 de voorzittershamer hanteerde.”

 G.W.W.C. baron van Höevell, tekening in de Waterkampioen van W. Looze, 1991


“POTVIS”, gebouwd tussen 1935 en 1942

$
0
0

Rondspant
Waarschijnlijk zijn er tussen 1935 en 1942 op scheepswerf ‘De Vlijt’ ongeveer zeven houten IJselmeerkruisers  gebouwd die van het type rond- of S spant waren. De lengte was ongeveer 7.40 meter, de breedte 2.25 meter en de diepgang 1.10 meter. Daarmee waren ze dus iets groter dan de originele IJselmeerkruisers die een knikspant hadden. Beide typen werden van mahoniehout gemaakt, soms ook van teak. Het zeiloppervlak was ongeveer 24 m², meestal uitgevoerd als torentuig, hoewel in 1936 een boot een gaffeltuig  voerde. Het ontwerp was uiteraard van H.W. de Voogt uit Haarlem.

‘Potvis’

Van deze zeven IJselmeerkruisers bestaan er, voor zover bekend, nog twee, namelijk de “Scyth” die elders op deze website beschreven is en het zeiljacht dat nu bekend is als “Potvis”.

Geschiedenis
Van de geschiedenis van de Potvis is niet veel bekend. Een van de vorige namen was ‘Marjanco’. Jarenlang heeft dit schip, wachtend op een restauratie, op de kant gelegen in het Groningse Maartenshoek. Na twee overhaaste en mislukte pogingen om het schip waterdicht te krijgen door het met epoxy te behandelen, besloot de vorige eigenaar tot verkoop. De huidige eigenaar pakte dit beter aan en wist het schip in één winter weer vaarklaar te krijgen om vervolgens stap voor stap de benodigde herstelwerkzaamheden zelf uit te voeren.  Het is jammer dat het tot nu niet gelukt is om de oorspronkelijke gegevens van deze oude rondspant IJselmeerkruiser boven water te krijgen.

De “Potvis” bij station Kropswolde in Foxhol

Bouwgegevens
In de Hiswa folder van scheepswerf ‘De Vlijt’ uit 1935 werd dit rondspant zeiljacht als volgt beschreven:

Omslag en inhoud van de HISWA folder uit 1935

De Rondspant IJselmeerkruiser heeft als afmetingen 7.50 X 2.10 M. en een diepgang van 1.10 M. Het is een pittig zeiljachtje met zeer goede zeileigenschappen. Buitengewoon geschikt voor hol water. Ongetwijfeld iets voor de echte zeilers en als toerbootje pracht gelegenheid biedend voor het inbouwen van een hulpmotor, wat voor dit doel het genoegen nog vergroot. De kajuit is mooi ruim en heeft 2 – zo nodig 3 – slaapplaatsen, een kleine pantry is ingebouwd, terwijl in het vooronder veel bergruimte is voor zeilen en tuigage en verdere inventaris.

Slot
Deze IJselmeerkruisers werden in de jaren ’30 van de vorige eeuw voor ongeveer ƒ 2000 gebouwd. De laatste twee, uit de jaren ’40, kostten gemiddeld ƒ 3500. In welke periode de ‘Potvis’ werd gebouwd,  is tot nu toe niet meer te achterhalen. Het uiterlijk van de romp en de aanwezigheid van het werfplaatje bewijzen echter wel dat het een ‘echte’ IJselmeerkruiser is.

 Werfplaatje scheepswerf ‘De Vlijt’  in de ‘Potvis’

Interieur 2008

Interieur in 1935, getekend voor de Waterkampioen door tekenaar H. de Rook

Foto “Cozy II”, 1954

$
0
0

Foto Morris Rosenfeld

Soms komt in het oude werfarchief een foto ‘bovendrijven’ die anders en beter is dan vele andere.  Zo is het bij deze bijna 6o jaar oude opname die gemaakt werd door het familiebedrijf  “Morris Rosenfeld & Sons”.  Het is hartje zomer 1954, kapitein-eigenaar Donald Coe uit Niagra Falles zit ontspannen aan het roer, zijn drie bemanningsleden zitten in de cockpit. Het is bijna een tegenlicht opname geworden en de golven spatten vrolijk tegen de boeg. Een indrukwekkende foto van de prachtige, 14 meter lange stalen ketch die ontworpen was door Philip L. Rhodes uit New York.                                   Zie ook het hoofdstukje ”Cozy II” elders op deze website.

Scheepsmodel “Tirrena” 1938 – 2012

$
0
0

Hiswa 1938
Fotograaf Peperkamp maakte elf prachtige foto’s van jachten die bij de gebroeders De Vries op werf ‘De Vlijt’ waren gebouwd. Ze werden getoond aan de wanden van stand nr. acht in de Apollo Hal, waar de Hiswa van 25 maart tot 3 april 1938 werd gehouden. Bovendien stonden er vijf scheepsmodellen, de bezoekers konden zich dus prima op de hoogte stellen. De foto’s zijn allemaal bewaard gebleven en liggen in het werfarchief in Aalsmeer, maar de scheepsmodellen? In de loop van de jaren zijn die allemaal verdwenen, jammer genoeg.

Model
Zo leek het althans, want plotseling kwam eind december 2012 het houten model van het stalen motorjacht ‘Tirrena” (zie ook het hoofdstuk over dit jacht) te voorschijn! Op de overzichtsfoto uit 1938 is het grote model links achterin duidelijk zichtbaar. Het is wit geschilderd en er is geen waterlijn op aangebracht. De door H.W. de Voogt ontworpen “Tirrena” was in maart 1938 bijna klaar voor de aflevering, maar met haar lengte van meer dan 26 meter veel te groot om tentoongesteld te worden. Jarenlang hebben we gedacht dat zowel het motorjacht als het model voorgoed uit beeld waren verdwenen. Tot het eind december 2012 werd…


De ‘Tirrena’ op haar proefvaart, mei 1938

Schaal 1: 20
Het massieve, houten model is 1. 30 meter lang en 23 cm breed en werd via internet te koop aangeboden. Zowel de verkoper als de koper wisten niet om welk schip het eigenlijk ging. Gelukkig ging de koper informeren en al snel bleek het om een tamelijk unieke vondst te gaan: het Hiswa model van de ‘Tirrena”uit 1938! De nieuwe eigenaar wil het scheepsmodel weer in de oorspronkelijke staat herstellen en hij kan daarbij goed worden geholpen door de foto’s en tekeningen die nog van de ‘Tirrena”  in het werfarchief in Aalsmeer aanwezig zijn. De maker van het model is niet meer bekend, in de werfboeken is er niets over te vinden, maar er werd een degelijk stukje werk afgeleverd. Ruim 75 jaar later is het nauwelijks beschadigd. De tegenwoordige bezitter heeft ervaring met model- en scheepsbouw. Het zal hem zeker lukken om een prachtig stukje historie weer tot leven te brengen.

Voordek, de miniatuur ankerlier (Hyland windlass) is verdwenen en moet opnieuw gemaakt worden

Op het achterdek ontbreken de  sloep van 4,20 m. en de mast die direct achter de opbouw stond

Het model van de “Tirrena”  in december 2012

Dit artikel kwam tot stand mede dankzij de heer M. Wijninga, die ook de model foto’s ter beschikking stelde.
Zie ook het hoofdstuk “Tirrena” op deze website.

Koetse stuurwielen

$
0
0

 

De firma J. Koetse & Zoon, machinale houtbewerking in Hoogezand, was vroeger een bekend adres om stuurwielen te bestellen. Het bedrijf maakte in 1927 het stuurwiel voor de motorreddingboot “Insulinde” dat in 1964 door oud-schipper Klaas Toxopeus aan het Fries Scheepvaartmuseum werd geschonken.
Vanuit Aalsmeer bestelde De Vries na de Tweede Wereldoorlog, in de beginjaren van Feadship, bijna alle stuurwielen bij Koetse. Zo als bijvoorbeeld in 1956,  toen bij de bouw van drie Rijkspolitieboten, drie maal een stuurwiel nodig was. De kwaliteit van Koetse was goed,  het wiel van de RP 19 is inmiddels 56 jaar oud en doet nog altijd dienst.

 

 

 

 

                                                 

Fa. J. Koetse en Zoon
Leden van de familie Koetse waren al sinds 1860 in Hoogezand bekend als wagenmakers, zoals bijvoorbeeld Jan Koetse, die in 1971 op de leeftijd van 99 jaar overleed. Zijn zoon Timen was behalve wagenmaker ook houtbewerker en fabrikant van stuurwielen. Later werd hij weer opgevolgd door zijn zoon Wim Koetse.

Het was een klein, ambachtelijk bedrijfje met een of twee medewerkers, gevestigd aan de Hoofdstraat langs het, nu gedempte, Winschoterdiep in het centrum van Hoogezand, vlak bij het gemeentehuis. Ze timmerden niet aan de weg, maar bij hun werkplaats lagen de stuurwielen soms buiten op het brede trottoir, wachtend op verzending. De werkplaats van Koetse bestaat nog steeds, maar tegenwoordig is daar een dierenspeciaalzaak gevestigd.

Hoogezand, onder de pijl de stuurwielenfabriek van Koetse, omstreeks 1960 

Stuurwielen
Het eerste stuurwiel dat op “De Vlijt” bij Koetse werd besteld was bestemd voor het motorjacht ‘Bramar’ dat in 1952 werd afgeleverd. In de volgende jaren werd meer dan vijfentwintig keer zo’n bestelling geplaatst. Bijvoorbeeld voor het prachtige jacht ‘Ocepa’ in november 1962, het wiel had een diameter van 800 mm en kostte ƒ 175.

De “Ocepa” in New York, 1962

Voor een ander klassiek geworden motorjacht, de ‘Highlander’, werd in 1966 een teakhouten stuurwiel met glimmend verchroomd, koperen hoepel, uitwendige diameter 950 mm en met een naaf van messing besteld. Er is nog een foto bekend van de eigenaar van het schip, Malcolm Forbes, samen met Imelda Marcos achter het stuurwiel in de haven van New York.

New York, bij het stuurwiel van de “Highlander”

Maar ook voor grote Nederlandse jachten leverde Koetse de stuurwielen. Zoals voor de ‘Ancor’ van Cornelis Verolme die in 1959 bij De Vries werd gebouwd. Verolme gebruikte het jacht niet alleen voor pleziervaart, er werden ook veel zakelijke gesprekken aan boord gevoerd.

C. Verolme aan het stuurwiel van de “Ancor”

“Shingebis”, ex-”Ancor” in Mexico

Slot
Natuurlijk leverde Koetse niet alleen de stuurwielen voor de toenmalige luxe jachten, dikwijls waren de schepen kleiner en trokken veel minder de aandacht. Maar het werd altijd een degelijk stuk vakmanschap dat de jaren kon trotseren. Kijk maar naar dit eenvoudige stuurwiel van de houten motorvlet “Brack”, gebouwd in 1959 voor Shell op Curaçao . In het voorjaar van 2012 werd daar de foto gemaakt van het stuurwiel dat nu ruim 50 jaar oud is. Het zware klimaat heeft zijn sporen nagelaten, maar toch is het stuurwiel nog steeds op dezelfde motorvlet in gebruik!

Koetse stuurwiel aan boord van de “Brack”, Curaçao 2012 

Dit hoofdstuk kwam tot stand mede dankzij  de hulp van de heren Wim A.H. Rozema, secretaris van de Historische Vereniging Hoogezand-Sappemeer, Bram Blaak, bestuurslid van de Stichting Historische Scheepswerf Hoogezand-Sappemeer en Hendrik Hachmer conservator van het Veenkoloniaal Museum, Veendam.

BM zeiljachtjes 1934 en 1935

$
0
0

BM-jachtje
Volgens de oude werfboeken zijn er op scheepswerf “De Vlijt” twee mahoniehouten zeiljachtjes van het type BM (Bergumermeer) gebouwd. De BM was in 1928 ontworpen door de kapper van Bergum, Hendrik Bulthuis.  De bootjes hadden de volgende afmetingen: lengte 4.75 m.,  breedte 1.50 m. en een zeiloppervlak van 11.8 m².

Zeilplan van de BM, afbeelding uit De Zeilsport van H.C.A. van Kampen, 1947

Ze hadden geen vaste kiel maar een middenzwaard van 6 mm dik staalplaat. De 6 mallen waren blijvend en dienden tevens als spanten waarop de smalle latten van de huid werden gespijkerd. Deze latten waren 18 mm dik en 20 mm breed. ‘  ontwerp was vooral gericht op de zelfbouwers die een zeilbootje wilden maken. Men had uitgerekend dat de totale kosten ongeveer ƒ 100 zouden bedragen. Maar het succes was zo groot dat ook de jachtwerven BM’s gingen bouwen. In 1939 werd de klasse nationaal erkend, maar al kort na 1945 bleek dat andere typen de BM in populariteit voorbij streefden.

 Hendrik Bulthuis

Handleiding
In Aalsmeer ligt nog een klein, rood gekaft boekje met de lange titel ‘Handleiding voor het Bouwen van een Jachtje der Bergumermeerklasse voor Amateurbouwers’. Het is omstreeks 1930 uitgegeven door de ontwerper H. Bulthuis en gedrukt bij de Elektrische drukkerij ‘De Motor’ in Bergum. In het boekje staan een paar foto’s afgedrukt die afkomstig waren uit het weekblad De Waterkampioen.

Foto uit de ‘Handleiding’

“Hinde”
Met volgnummer 382 werd in juli 1934 voor de heer Schut uit Amsterdam de BM met de naam ‘Hinde’ opgeleverd. Het zeilbootje kostte hem ƒ 396,55. De romp was van mahoniehouten latten gemaakt en met alles erop en eraan werd hiervoor ƒ 350 gerekend. Hierbij kwamen de volgende extra posten: verchromen van het koperwerk ƒ 10, dekzeil ƒ 25, bevestiging buitenboord motor ƒ7, twee kurkenzakken ƒ 3, benzine en olie ƒ 1,55.

Hierbij werd aangetekend, ‘bus komt retour‘.

“Gril”
Dat was de naam van de tweede BM die ongeveer een jaar later bij De Vries werd gebouwd. Compleet met dekzeil kostte deze boot ƒ 450. Er is weinig verder over bekend, behalve dat het zeilbootje tentoongesteld werd op de HISWA van 1935.

Foto uit de ‘Handleiding’

Slot
Op “De Vlijt” is het waarschijnlijk bij deze twee BM’s gebleven en er is verder niets meer van de ‘Hinde’ en de ‘Gril’ bekend.

Vergeten Tekeningen I, 1950

$
0
0

Oude archiefdozen
Sommige van deze kartonnen dozen, met een inhoud van tussen de 50 en 80 jaar, zijn in geen jaren geopend. De reden is eenvoudig: niemand heeft meer wat aan deze stokoude tekeningen. Gelukkig zijn ze niet bij het oud papier terecht gekomen, want ze bevatten soms onverwachte, leuke zaken.

Glijboot



Neem bijvoorbeeld tekening 1332 die op 23 januari 1950 door het bureau van H.W. de Voogt werd afgeleverd. Het toont het algemeen plan van een ‘Glijboot’ met een futuristisch gestroomlijnde vormgeving. De lengte van het schip was 17 meter, de breedte 4 m. en de diepgang 0.33 meter. Het was een soort  rondvaartboot met aan bakboord en stuurboord twee rijen van zeven driepersoons banken. Achter in de cabine was nog ruimte voor vier zitplaatsen, in totaal konden 46 personen worden vervoerd. Omdat het schip naar een diepte van 33 cm had werd er gestuurd met een extreem klein roer.

Motor
Het opvallendste onderdeel van dit vaartuig is de vliegtuigmotor die achter op de cabine is gemonteerd. Het lijkt wat op een motor van een Dakota DC 3.

Hoeveel paardenkrachten deze machine op het schip kon leveren is niet op de tekening terug te vinden. De brandstoftank met een inhoud van 1000 liter was in het vooronder ondergebracht.

Slot
Deze fantasie van De Voogt is zover ik weet nooit ergens gebouwd, maar toch is er een gelijkenis met de draagvleugelboten die nu nog onder andere op het Noordzeekanaal varen.
Welk ontwerp is ouder? Tekening 1332, uit 1950 was misschien zijn tijd wel te ver vooruit…

Oktober 2007, draagvleugelboot in Amsterdam

Vergeten Tekeningen II 1953

$
0
0

Strak
Altijd vertoonden de tekeningen van De Voogt een bepaald en strak patroon waardoor alle nodige informatie duidelijk zichtbaar werd gemaakt. Behalve het nummer van de ontwerptekening en de datum linksonder,  werd rechtsonder de naam van H.W. de Voogt  Haarlem, vermeld. Midden boven stond meestal genoteerd om wat voor een tekening het ging: Algemeen plan, Zeilen plan, Dek plan, enzovoort. In die zin wijkt tekening nummer 1433 van 28 mei 1953 een beetje af omdat hierop niet vermeld staat dat het om een Algemeen plan ging.

Speels

De tekening toont ons een stalen motorvlet met een lengte van 6.30 meter, de breedte was 1.80 m en de diepgang o.60 meter. De motor stond in de open cockpit en werd beschermd door een motorkap. Boven het voorste deel van de vlet was een ruime opbouw gebouwd.

Waarvoor deze motorvlet moest dienen is onbekend, maar de naam van de boot “St. Petrus” geeft enig idee. Dat wordt nog versterkt door het speelse tekeningetje dat dit zakelijke ontwerpplan opsiert. Het toont het achteraanzicht van de vlet die van ons weg vaart, aan het stuurwiel staat een in het zwart geklede pater die het bootje met vaste hand lijkt te besturen.

Een in het zwart geklede pater bestuurt de vlet met vaste hand…

Nooit eerder zag ik op een werktekening van De Voogt zo’n simpele en eigenlijk ook humoristische uitbeelding van hoe de boot er in de toekomst uit zou zien.

Sint Petrus
Het ontwerp is van 60 jaar geleden en de opdrachtgever van dit ontwerp is niet meer terug te vinden. Het vignet op de zijkant van de opbouw doet denken aan een officiële kerkelijke instantie, net zoals de scheepsnaam en het kruisje in het voorste patrijspoort. De illustratie met de pater aan boord versterkt deze gedachte. Was de motorvlet bedoeld voor de missie, ergens in Afrika? We weten het niet, waarschijnlijk bestaat de “St. Petrus” sinds  ze  in 1953 ontworpen werd alleen op papier.
Voorzichtig gaat de oude tekening terug in het archief, misschien wordt het raadsel ooit opgelost.


Draken in Batavia, na 1949

$
0
0

Batavia – Djakarta
In een vorig hoofdstuk werd de bouwgeschiedenis beschreven van twee Draak zeiljachten  (H 141 en H 142) die de Koninklijke Marine in 1949 bestelde voor gebruik in Batavia. Voor de Nederlanders veranderde de oude naam van de hoofdstad van Nederlands Indië  in 1949 in Djakarta. De Koninklijke Marine bleef tot 1954 in Djakarta met ongeveer 1000 personeelsleden aanwezig en maakte deel uit van de Nederlandse Militaire Missie in Indonesië.  De twee Draken waren voor hun vrije tijdsbesteding bedoeld.

‘Koningin Juliana’ en ‘Prinses Wilhelmina’
De twee bij De Vries gebouwde Draken kregen aanvankelijk bovenstaande namen, maar na een jaar, in 1950, werden de zeiljachten respectievelijk omgedoopt in ‘Beatrix’ (H 141) en ‘Marijke’ (H 142). Beide Draken zijn na 1964 niet meer in het drakenregister opgenomen. Dankzij het onderzoek van de secretaris van de Nederlandse Draken Club, Jens de Waardt, zijn deze gegevens nu bekend geworden.
In de Java Bode van 9 juli 1951 werd over de “Beatrix” het volgende vermeld:
Het marinejacht “Beatrix” ontbrak bij de wedstrijd omdat het jacht haar roer had verspeeld ten westen van het eiland Leiden. Naar men zegt was dit ongeval te wijten aan een rog van fameuze grootte.

Vaantje

Afbeelding van het vaantje van de ‘Koninklijke Zeilvereniging Tandjong Priok’ (1950 -1952).
Deze zeilvereniging was in 1911 opgericht als ‘Koninklijke Bataviasche Jacht Club’.  In 1952 werd bij Koninklijk Besluit het predicaat ‘Koninklijk’  ingetrokken en ook het kroontje ging daarna uit de vlag. Na 1953 werd de naam ‘Jachtclub Tandjong Priok’  en werd een nieuwe vlag ingevoerd.

1948 -1954
Tussen 1948 en 1954 zeilden er in ieder geval twaalf wedstrijddraken met Nederlandse eigenaars of bemanningsleden op de Baai van Djakarta. De volgende scheepsnamen zijn terug te vinden: ‘Memento Vivere’, met stuurman Coops; ‘Frieda IV’, stuurman Jan Kok; ‘Astrid’, stuurman Hoog; ‘Karin’, met Bouwman; ‘Piet Hein II’, met Coops en Bode; ‘Dolfijn’, met Elsema en Braakensiek, hierbij werd genoemd als zeilnummer DH 137; ‘Beatrix’ met Brouwer,  Hathy II’, met Bonnes; ‘Goede Wind’, met Kretchmar; ‘Koningin Wilhelmina’, met Feith; ‘Fafnir’, met Bouman; en tenslotte de Draken met de naam ‘Marijke’ en ‘Blijkijkertje’. Jan Kok met de ‘Frieda IV’ won in die jaren veel wedstrijden.

Ansichtkaart uit Djakarta, Sinterklaas arriveert in 1953 met een onbekende Draak in Tandjong Priok . Helaas is het zeilnummer niet goed zichtbaar

 

Draak “Barbara B.” 1942

$
0
0

Drie Draken
Eind september 1941 werden drie Draak zeiljachten op Scheepswerf ‘De Vlijt’ op stapel gezet. Het waren de eerste van de ongeveer zeventien draken die hier tot 1949 werden gebouwd. De houten draken hadden een lengte van 8.90 m, een breedte van 1.96 m en een diepgang van 1.20 m. De gietijzeren ballastkiel woog 1000 kg.

1 juli 1942, Rekening van zeilmaker C. Hali uit Aalsmeer voor het leveren van de tuigage en een stel zeilen voor draak H 81 

Bouwgeschiedenis

                                    “Barbara B.”  schilderij van C. Waasdorp

De bouw van de drie draken duurde ongeveer 20 weken tot eind augustus 1942,  toen de eerste draak die “Barbara B.” heette, werd opgeleverd. Het zeiljacht was vernoemd naar de dochter van de opdrachtgever: Henriette Ellen Barbara Burgerhout. Het zeilnummer werd H 81. In deze periode werden op de Nederlandse werven regelmatig draken gebouwd en gemeten, want tegelijk met de ‘Barbara B.’ werden verschillende  andere draken geregistreerd die op Nederlandse jachtwerven waren gebouwd.
De twee andere draken die bij ‘De Vlijt’ op stapel stonden werden op 15 oktober 1942 afgeleverd en officieel gemeten als: H 82 (geen naam bekend) en H 83 met de naam “Nymph”. In die tijd werd als meetloon ƒ 50 per draak gerekend, daarbij kwam dan nog ƒ 20 aan ‘auteursrechten’.

De gietijzeren kielen van 1000 kg werden gegoten bij IJzergieterij Dijkkamp in Zaandam en naar de werf in Aalsmeer getransporteerd. In 1942 was de prijs ƒ 195. De masten en gieken werden bij D. van der Neut in Alphen a.d. Rijn gemaakt. Het voorstevenbeslag en de achterspiegelplaat werd door de firma Krijn Pas geleverd. De zeilen werden vervaardigd door  zeilmaker C. Hali uit Aalsmeer, voor de ‘Barbara B.’ kostte dat ƒ 559,55. Verder werd bijna alles op de scheepswerf zelf gemaakt.

De kostprijs van de drie draken was in totaal ƒ 9780,45 en er werd door de scheepswerf ƒ 10751, 25 ontvangen. Gemiddeld kostte een draak ƒ 3583,75 en werd er dus een winst per boot gemaakt van ƒ 323,60.

Slot
De “Barbara B.” en haar twee zusterschepen werden afgeleverd in de tweede helft van het jaar 1942, de problemen die de oorlog veroorzaakte  zouden in de jaren daarna alleen nog maar toenemen.

De Waterkampioen, 29 augustus 1942, vier Draken werden ingeschreven…

Toch deden in 1942 nog 26 draken mee aan verschillende wedstrijden, ook de “Barbara B.” zeilde zelfs nog enkele wedstrijden. Daarna is er eigenlijk niet veel meer van het schip bekend.


Jaaroverzicht van de uitslagen in de Drakenklasse, in de Waterkampioen van 19 december 1942

Gelukkig liet eigenaar H.A. Burgerhout Jr. door C. Waasdorp nog een prachtige schilderij van zijn draak H 81 maken. Waarschijnlijk is het de enige herinnering aan dit schip, want er is verder niets meer van terug te vinden. Haar twee zusterschepen hebben de oorlog gelukkig wel overleefd: de naamloze H 82 was nog tot 1955 geregistreerd en de H 83 “Nymph” werd in 1953 naar Indië verscheept als “Egretta”.

Met dank aan mevr. C. Burgerhout en dhr. A. de Waardt

“Sultana”, ex-”Din-Dina”, 1969

$
0
0

Din-Dina
Voor dit stalen, 25.80 meter lange motorjacht werd op 4 maart 1968 het contract gesloten tussen de Italiaanse opdrachtgever en De Vries. Het ontwerp was bij uitzondering niet van De Voogt, maar van één van de werfdirecteuren C.J.W. (Johan) de Vries (1938-2002). De ‘Din-Dina’ en haar zusterschip ‘Monara’ werden ongeveer tegelijkertijd gebouwd.

De bouw verliep voorspoedig want na de kiellegging in augustus 1968 volgde op 30 juni 1969 de tewaterlating. Het jacht werd wel ingezegend maar niet gedoopt.
Dat zou pas meer dan veertig jaren later gebeuren.

 

Zomer 1968, bouwnummer 598 “Din-Dina” op stapel

Proefvaart
Tijdens stormachtige julidagen begon de ‘Din-Dina’ haar proefvaarten op de Noordzee. Fotograaf Cees van der Meulen voelde zich in zijn element en schoot er prachtige plaatjes van, maar op de werf was men er niet zo gelukkig mee. 

Proefvaart van de ‘Din-Dina’, juli 1969, fotograaf Cees van der Meulen genoot…

Klanten van een mooi motorjacht zagen liever een kalme en blauwe tropenzee! Het schip hield zich echter voortreffelijk en enkele dagen later werd de reis naar de thuishaven Monaco begonnen. Na 1975 wisselde de ‘Din-Dina’ diverse keren van eigenaar en van naam, omstreeks 1999 heette ze ‘Peer Gynt’ en lag het motorjacht wat verloren op de wal in een Italiaanse haven.

Tweede leven
 Behoorlijk onttakeld lag het jacht daar jarenlang, totdat in 2007 Kees van den Hoek het schip ontdekte en een soort toekomstdroom kreeg om er weer een prachtig schip van te maken! Eigenlijk werkte bijna niets meer behalve de twee oude Gardner diesels, elk van 230 pk. Van den Hoek vond een nieuwe eigenaar die het schip de naam “Sultana” gaf en daarna werd besloten het jacht (of wat daar nog van over was) naar Nederland te varen. In Aalsmeer bleek in het werfarchief alle technische gegevens aanwezig te zijn en Kees bestudeerde die aandachtig.

Kees van den Hoek in het archief van Koninklijke De Vries Scheepsbouw in Aalsmeer

Al snel werd duidelijk dat de beste plek voor de ‘refit’  Kon. De Vries Scheepsbouw in Makkum zou zijn. En langzaam maar zeker ontstond er een nieuw beeld van de oorspronkelijke ”Din-Dina”: zó zou het jacht er in de toekomst uit gaan zien.

Maar eerst moest het jacht nog naar Nederland worden gevaren, de voorbereidingen en de reis zelf laten zich lezen als een avonturenboek. Eindelijk arriveerde de 40 jaar oude ‘Din-Dina’ in 2009 weer in Nederland om daarna in Makkum bij de werf van De Vries af te meren.

Refit of rebirth?
Waarschijnlijk is de laatste term de beste omschrijving van wat er de komende periode op die scheepswerf met de ‘Sultana’ gebeurde. Ook daarover is een boek te schrijven, maar uiteindelijk breekt de dag van de tewaterlating aan. Het is 25  februari 2012, een koude maar heldere winterse dag.

Februari 2012, enkele minuten voor de tewaterlating in Makkum

Huib de Vries krijgt de eer om het jacht te dopen, dat mag, want dat is immers niet gebeurd in 1969! Daarna belandt de ‘Sultana’ in haar element, de zon schijnt, het water spiegelt: het is een feest om het jacht nu te zien glimmen.
Korte tijd later vaart  ze tijdens een proefvaart over de Vecht en opnieuw is het prachtig om het schip in die merkwaardige omgeving te zien. Maar daarna roept de Middellandse Zee weer en vertrekt de ‘Sultana’  voor haar tweede, nieuwe leven vanuit Nederland.

“Sultana”  op de Vecht

Aalsmeerse Alu Pramen

$
0
0

Sporadisch…
In 1986 beschreef Jan Lunenburg, kenner van oude Aalsmeerse vaartuigen, de oude boten van de Historische Tuin in Aalsmeer. Hij mat de schepen op, beschreef ze, maakte foto’s en tekeningen van de aanwezige grundels, pramen en roeiboten.

Historische Tuin Aalsmeer, Cees van Dam in de originele De Vries praam,  foto Frans de Jonge, 1986

Zijn beschrijving van de praam die in 1910 door C.J.W. de Vries werd gebouwd, sloot hij af met de zin: ‘Sporadisch wordt nog een nieuwe gebouwd.’  Het tijdperk van de praam leek voorgoed voorbij…

Precies een jaar later, in 1987, organiseerden een paar jonge Aalsmeerders een ‘Pramenrace’, toeval?

Opleving
Wat niemand had gedacht, gebeurde: de praam kwam weer in de belangstelling, net zoals de buitenboordmotor die van oudsher werd gebruikt, de Penta. De pramen die niet meer werden gebruikt, waren vergaan of lagen onder water om het hout tegen rot te beschermen. Maar nu  kwamen er steeds meer pramen boven water, er werd gerepareerd, geteerd en proefgevaren. Zelfs werden er nieuwe pramen gebouwd, iets wat Jan Lunenburg nooit had kunnen dromen.

3-D metingen
Tegenwoordig worden de modernste 3-D meettechnieken op de oude pramen losgelaten. Het oude vakmanschap van de scheepsbouwers Van Dam, De Vries, Enthoven, Hogervorst, Otto en Van der Laarse kwam daardoor in een nieuw licht te staan. Jonge generaties kregen mede daar door een betere kijk op de eenvoud, maar ook op de schoonheid van de oude werkvaartuigen.

Aluminium
De scans van de opmetingen worden in computers opgeslagen en daarna kunnen de gegevens worden bewerkt en toegepast. Tom Otto, telg uit een familie van scheepsbouwers, gebruikte in 2012 zijn gegevens om daarmee een praam te bouwen van aluminium.

De aluminium praam van Tom Otto, zomer 2012

Daniël Alderden na de tewaterlating van zijn zelfgebouwde aluminium praam, foto Arjan Vos, 2012

Daarvoor al hadden Daniël Alderden en scheepswerf Gouwerok het oermodel van de praam in aluminium vorm gegeven.  Op de ‘ouderwetse’ manier, met een duimstok en een kladblokje, mat zijn oom Kees Alderden de inmiddels nieuw gebouwde praam van C.J.W. de Vries nauwkeurig op. In de loop van 2012 en 2013 bouwde Kees de praam zover mogelijk precies na in aluminium, Daniël assisteerde met het laswerk.

Kees Alderden bij zijn aluminium praam in aanbouw, januari 2013

De aluminium praam van Alderden wordt gebouwd tussen de seringen, we zijn tenslotte in Aalsmeer!

Behalve het model van C.J.W. de Vries, zijn ook elementen van de vroegere pramenbouwer Hogervorst in zijn praam zichtbaar. De tekening die Jan Lunenburg destijds maakte was hierbij van belang, maar gaf ook aanleiding tot vragen.

Vrijdag 8 maart 2013, de aluminium Alderden praam is bijna helemaal klaar en trekt veel bekijks in het vroegere veilinggebouw Bloemenlust

Vijf of Zes?
Bijvoorbeeld over het aantal kurven (spanten) tussen de settelboorden, waren dat er nu vijf of zes? Uit verschillende foto’s van de oude De Vries-praam blijkt nu dat er zes kurven aanwezig waren. Willem Enthoven heeft daarom ook de praam herbouwd met zes kurven. Wat blijft is de vraag: waarom tekende Jan Lunenburg de praam van C.J.W. destijds met vijf kurven?

“Cornelis Cornelisz Jol” 1943

$
0
0

Admiraal W.I.C.
Deze twaalfvoetsjol was vernoemd naar de beroemde Admiraal van de West-Indische Compagnie, Cornelis Cornelisz Jol. Geboren in Scheveningen in  1597 en overleden in San Tomé in 1641. Vanwege zijn houten been droeg hij de bijnaam ‘Kapitein Houtebeen’.  De dichter Jan Vos gaf van hem de volgende karakteristiek:

                  Heeft hy een been van hout? Hy heeft een yzre handt

Bouw
Meester jollenbouwer Jan Berkelaar begon in de werkweek van vrijdag 19 tot zaterdag 25 september 1942 op scheepswerf “De Vlijt” in Aalsmeer met de bouw van drie twaalfvoetsjollen. Twee (voor Ouwehand en Peters) werden van eikenhout gemaakt en de derde (voor Burgerhout) van mahoniehout. Zeilmaker C. Hali uit Aalsmeer leverde twee van de drie jollentuigen, namelijk voor Burgerhout en Ouwehand, elk voor ƒ 57, 80. Mastenmakerij D. van der Neut leverde het rondhout voor de drie jollen voor het totaalbedrag van ƒ 166.

Rekening van C. Hali voor het jollentuig van de ‘Cornelis Cornelisz Jol’, juni 1943

Gewoonlijk kostte de bouw van een twaalfvoetsjol ongeveer 300 werkuren, maar tijdens de oorlog liep dit dikwijls anders. In februari 1943 werden de jollen op de werf door het Watersportverbond gemeten. Het nummer 469 werd toegekend aan de eikenhouten jol van H.A.J. Peters;  471 voor de mahoniehouten jol van mevr. M. Burgerhout-Jochems en nummer 472 voor de jol van eikenhout van J.C.J. Ouwehand. Eind april 1943 waren de drie jollen klaar.

‘Cornelis Cornelisz Jol’ in 1943

Namen
De drie opdrachtgevers gaven hun jollen de volgende namen:
1. “STOFHATER”, zeilnummer 469 van  H.A.J. Peters, Sloten (N.H.)
2. “CORNELIS CORNELISZ JOL”, nummer 471 van Mevrouw M. Burgerhout-      Jochems, Den Haag
3. “THEJOPIE”,  nummer 472 van J.C.J. Ouwehand, Amsterdam.

Kosten
Niet alle gegevens zijn in het Bestekkenboek van de scheepswerf bewaard gebleven, maar wel de materiaalkosten. Aan hout werd er voor ƒ 880 gebruikt, aan magazijn goederen ƒ 393 en aan verf en lak ƒ 200. Voor de drie jollen ontving de werf de volgende bedragen: “Stofhater”, ƒ 750, “Thejopie”,  ƒ 802, en “Cornelis Cornelisz Jol”, ƒ 950.

Slot
Dit jaar in 2013 zouden de drie twaalfvoetsjollen de leeftijd van 70 jaar bereikt hebben, dat is voor deze klasse niet buitengewoon oud. De “Theojopie” werd tijdens de oorlog gevorderd en bestond nog tot 1951 als “Jolkert”. Daarna is niets meer bekend. Tot voor enkele weken leek dit ook te gelden voor de “Cornelis Cornelisz Jol”, maar gelukkig blijkt er nog een foto van deze twaalfvoetsjol te bestaan.

Tot slot de “Stofhater”, deze  bestaat nog steeds en vaart sinds 1993 onder de naam “De Bonte Koe”, tegenwoordig in Frankrijk.


“De Bonte Koe”, ex-”Stofhater”  zeilend in Italië, zomer 2004

 

Viewing all 67 articles
Browse latest View live